Wat mist Madeira?

Madeira heeft alles wat de veeleisende toerist zich kan dromen. De mooiste hotels, de fraaiste attracties en bezienswaardigheden, alle mogelijke sportieve faciliteiten, de overdonderende schoonheid van de natuur. En toch ontbreekt er iets op het Portugese bloemeneiland.


Het is op de Cabo Girao, de hoogste zeeklif van Europa, 580 meter bijna loodrechte rotswand naar beneden, dat de puzzel in elkaar valt. In een kleine expositieruimte langs de kant van de weg loopt een permanente tentoonstelling over Turismo Outros Tempos, toerisme in andere tijden. Er hangen prachtige uitvergrote zwartwitfoto’s van de vele koningen, keizers, staatsleiders en artiesten die Madeira tussen 1850 en 1950 bezocht hebben. Sissi, keizerin Elisabeth van Oostenrijk: hoe konden we die prachtige scènes uit de film vergeten? Bernard Shaw, de Britse schrijver, vrolijk dansend. Winston Churchill: dat plekje waar hij altijd zat te schilderen zijn we daarnet nog gepasseerd, in Camara de Lobos, het oudste dorp van Madeira. Lobos, dat zijn de zeeleeuwen die hier een eeuw geleden nog voor de kust rondzwierven maar sindsdien gevlucht zijn naar de drie Desertas-eilandjes, een beschermd natuurgebied waar je enkel naartoe kan met een speciale toestemming. Gevlucht voor de toeristen misschien, en de toenemende bebouwing langs de nochtans steil oplopende zuidelijke kuststrook?

Madeira heeft zich sinds de 19de eeuw bijna volledig ingesteld op de ontvangst van (rijke) gasten en inwijkelingen, en die willen allemaal een stek aan dezelfde zonnige kant van het eiland. Waar ze dan wel de strenge bouwvoorschriften moeten naleven. De huizen mogen enkel in wit, geel of roze geschilderd worden, het dak moet sierlijk gekromde hoeken hebben, naar analogie met de Chinese bouwstijl, zoals de Portugezen die hebben leren kennen toen ze nog over de zeven wereldzeeën heersten. Maar de afgeborstelde uniformiteit van de huizen kan de algehele visuele verwarring niet doen vergeten. Zo wild en ongerept het uitzicht van op Cabo Girao over de zee, zo verstoord wordt de blik als je achterom kijkt, over de schijnbaar willekeurig volgebouwde hellingen, breed uitdijende amfitheaters waar iedereen zicht op zee heeft. Niet dat er geen plekje groen meer overblijft, integendeel zelfs, maar het is uitsluitend functioneel groen, tuinen en landbouwgrond (bananen en wijn), meestal keurig verbouwd in terrassen. Doet wat denken aan Vlaanderen eigenlijk, die algehele afwezigheid van planning en ruimtelijke ordening. De mooie vergezichten en pittoreske havenscènes die Chuchill hier op canvas zette, zijn in elk geval nergens meer te bespeuren.

Het is onze eerste dag op Madeira, en als we na Cabo Girao ook halt houden in Ribeira Brava, een kustplaatsje dat wanhopig probeert om toeristen te lokken maar daar nooit in zal slagen, hebben we het eiland al bijna veroordeeld. Maar dan klaart de hemel helemaal op. Niets bijzonders op Madeira, waar het weer sneller omslaat dan de schaduwen verdwijnen, maar we hebben de kustweg intussen verlaten, en dus ook de bewoonde gebieden. Het is alsof het licht van de zon de omgeving plots gezuiverd heeft van iedere menselijke aanwezigheid, van huizen, wegen en plantages. Rondom ons verrijst een spectaculair berglandschap, totaal verschillend van de puntige Alpen of de bezadigde Pyreneeën. De pico’s zijn niet spits maar ook niet afgeplat, en tot boven toe dicht begroeid met tropische planten, het machtige Laurisilva-woud. In de verte, nog een stukje hoger dan de ons omringende bergen, torent de Pico Ruivo overal bovenuit, de hoogste top van het eiland, 1862 meter.

De meeste klimmers en wandelaars, familiaal of in groepsverband, vertrekken vanuit het bergdorpje Encumeada, centraal op het eiland, het enige punt waar je zowel de noord- als de zuidkust kan zien. Maar er moet altijd een gids mee. De vele honderden kilometers wandelweg langs de levada’s (irrigatiekanalen) zijn nochtans perfect uitgestippeld en alleen hoogtevrees zou de bezoekers parten kunnen spelen. Het sterk georganiseerde aspect van de wandelcultuur op Madeira – de rugzakken worden per auto naar het eindpunt gebracht, de picknicks gebeuren gezamenlijk – past uiteraard in het ideale toeristische plaatje dat men hier tracht te creëren, maar het zijn ook wel onvergetelijke wandelingen die je hier kan maken, verzekeren ons mensen die het kunnen weten. De korte voettocht die ons gegund wordt door de uitgestrekte, moerassige hoogvlakte, smaakt alleszins naar meer. Schitterende uitzichten, weelderige plantengroei, steil uitlopende terrasbouw, en overal dat heerlijke stromende water langs je zij. Zo’n gids maakt je ook wegwijs in de unieke omgeving. 159 bomen die nergens anders in de wereld voorkomen, meer dan 3000 verschillende planten en insecten, de Madeira-duif!, drie microklimaten, vier seizoenen op dezelfde dag, soms in hetzelfde uur, grotten en watervallen: voor botanici, geologen, ornitologen, vulkanologen (Madeira is zelf geen vulkaan maar bestaat wel uit vulkanisch gesteente), insectologen, biologen, kortom voor alle mensen die de natuur liefhebben en willen doorgronden is dit eiland een waarachtig, zij het al lang niet meer ongerept paradijs. Hoewel de slaven die de levada’s destijds hebben uitgegraven of op de suikerrietplantages werkten daar waarschijnlijk anders over dachten.

We volgen de bergweg richting Porto Moniz, aan de noordkust. Je ziet hier tegenwoordig nog nauwelijks doorgangsverkeer. Alleen toeristen steken het eiland nog over langs de oude weg, drie uur rijden vanuit Funchal. De nieuwe autoweg is al voor de helft af en als straks ook de laatste trajecten opengaan, zal de rit nog amper 40 minuten duren. Wat de rust en authenticiteit van de hoogvlakte en de omliggende bergen en valleien, grotendeels beschermd natuurgebied, alleszins ten goede zal komen. Terwijl dit deel van het eiland toch ook definitief ontsloten zal worden, waardoor de stilaan overbelaste hoofdstad Funchal weer wat vrijer kan ademen.

Bijna driekwart van de Madereinzers woont in Funchal, en ook het gros van de toeristen verblijft er. Min of meer gescheiden van elkaar eigenlijk, want de stad kent twee centra. De toeristische wijk is een zielloos amalgaam van hoogbouwhotels, resorts, winkels, promenades en het spuuglelijke casino. Links ziet u Reid’s, het eerste grote luxehotel voor Europese aristocraten die hier heil kwamen zoeken voor tuberculose, longontsteking of andere noordelijke kwalen. Rechts het standbeeld van Sissi, die op het domein van Reid’s een quinta huurde, een klein paleis met omringende tuin en een kapel. Haast alle quinta’s op Madeira zijn sindsdien omgebouwd tot hotels, het is zelfs een soort kwaliteitsmerk geworden. Het Reid’s zelf ademt vandaag alleen nog maar vergane glorie uit, maar daar mogen oudere upperclass Engelsen zich nog altijd graag in wentelen. U weet toch wie hier allemaal gelogeerd heeft, sir? Uiteindelijk vinden we dan toch de weg naar de oude stad, enkele smalle straten tussen de haven en de kathedraal, tot aan de grote overdekte markt, de Mercado do Lavrador, het kleurrijke middelpunt van de dagelijkse bedrijvigheid in Funchal en een typisch voorbeeld van de statige mediterrane architectuur uit de eerste helft van de 20ste eeuw, op Madeira nog benadrukt door het gebruik van arduinsteen rond deuren en vensters. Na het verplichte bezoek aan de lokale kathedraal Sé, de Moederkerk, gebouwd als een zonnige, vereenvoudigde variant van onze gotiek, wandelen we langs het Palacio de Sao Lourenço naar de plaats die bovenaan het verlanglijstje staat van iedere toerist die Madeira bezoekt: de wijnproeverij. Een glaasje madeira, my dear: wie kent het liedje nog? De gids vergast ons zelfs op twee sessies. Bij Blandy’s – de twee belangrijkste wijnhandelaars op het eiland zijn grotendeels in Engelse handen – krijgen we eerst een rondleiding door het eeuwenoude gebouw, waarvan enkele kamers zijn ingericht als museum en de rest dienst doet als bewaarruimte voor de wijn.

De proeverij vormt als het ware de bekroning van dat museumbezoek, een kleine beloning omdat je de al te nadrukkelijke promopraatjes goed doorstaan hebt. Bij Pereira D’Oliveira, ook al gevestigd in zo’n prachtig oud huis (1619), is alles en iedereen ingesteld op proeven. Groepen toeristen worden gelost, drummen binnen, krijgen een borrel geserveerd, doen wat inkopen, en vertrekken weer. Wij gaan wat dieper op de materie in en laten ons vier soorten welgevallen, Madeira van 3 jaar oud (het minimum, niet slecht), 5 jaar oud (mm, al iets beter), 10 jaar oud (lekker!) en tot slot nog een extraatje van de chef, een Madeira van 1968. Wij zijn geen kenners, zelfs geen liefhebbers, maar dit is toch wel een zeer bijzonder drankje. Bij D’Oliveiras kan je ook heel lekkere bolo de mel kopen, de vermaarde honingcake, onmiskenbaar een afgeleide van de Engelse puddings.

Vlakbij, in het oude bisschoppelijke paleis, is het Museum voor Sacrale Kunst gevestigd, naar verluidt niet meteen het meest opwindende museum (die prijs gaat naar het kleine fotografiemuseum Vicentes) maar de Vlaamse connectie maakt ons nieuwsgierig. In de 15de en 16de eeuw zouden suiker, cederhouten kisten en laurier uit Madeira in Vlaanderen vaak in natura betaald zijn met schilderijen, en op die kunstwerken zijn ze hier nog altijd bijzonder trots. Ten onrechte, want al in de eerste zaal blijkt dat het om tweederangskunst gaat, of zo komen de werken toch over als je Van Eyck, Van der Weyden of Breughel als norm neemt. Sterk merk moet Vlaanderen in die tijd geweest zijn, als zelfs minderwaardige kunst uit onze contreien elders zo hoog werd ingeschat.

De rest van de dag brengen we door in de twee mooiste parken van Funchal: de Botanische Tuin, waar duizenden bloemen bloeien en pauwen pronken met hun pluimen, en Monte Palace, het domein dat de steenrijke kunstverzamelaar José Manuel Rodrigues Berardo zelf bij elkaar gedroomd heeft, en waar naast en tussen de vele zeldzame bloemen- en plantensoorten verschillende standbeelden en artefacten tentoongesteld staan. Een deel van het park staat geheel in het teken van de Chinese cultuur en de oosterse spiritualiteit. Monte Palace is zonder meer de mooiste en meest verrassende plek in de stad, groot genoeg om uren rond te zwerven, maar tegelijk heel intiem en persoonlijk, alsof Berardo je heeft uitgenodigd in z’n eigen achtertuin. Je bent er het snelst met de nieuwe kabelbaan, die ook een geweldig zicht biedt over de baai van Funchal. Je bent ook even snel weer beneden met een tobbogan, een rieten korf op houten glijders, in toom gehouden door twee voerders.

Een echte toeristenattractie – de foto is klaar als je beneden uitstapt, meteen doorgestuurd via de computer, 10 euro alstublieft – maar Ernest Hemingway heeft de rit ooit beschreven als de ‘the biggest emotional thrill’ die hij ooit had meegemaakt, en dat wil je dan toch eens proberen. Alleen lagen er toen nog kiezels, nu asfalt, en moeten de voerders moeite doen om het een beetje spannend te houden.

Avontuurlijke reizigers als Hemingway zie je hier trouwens al lang niet meer. Daarvoor is Madeira te veilig en voorspelbaar geworden. Zelfs de spectaculaire bocht die het vliegtuig moet nemen om te landen, op een angstaanjagend korte baan dan nog, zorgt niet voor een kick. Maar wie in comfortabele, zeg maar luxueuze omstandigheden ten volle wil genieten van alles waar een (rijke) toerist van kan dromen, zal zich op Madeira prima vermaken. En wellicht niet eens opmerken dat het eiland eigenlijk een ziel mist.

(Karel Michiels)









© Vivat.be 2020