Kerstmis: oorsprong van de kerststronk
Het mag geen verrassing zijn dat deze traditie een heidense oorsprong heeft. Het was al evenmin origineel en zeker niet toevallig dat de Kerk de datum van de geboorte van Jezus ging plaatsen op een tijdstip waarop de heidense bevolkingen toen de winterzonnewende vierden. De Kerk heeft steeds gepoogd de heidense gebruiken en feesten aan te pakken door ze een christelijke invulling te geven of te vervangen.
In deze vroege tijden selecteerde het familiehoofd in het woud een grote stronk van een fruitboom, als uitgesproken symbool van overvloed. Gevolg door het hele huishouden droeg hij deze vervolgens met het nodige ceremonieel naar de haardplaats in de woning. Vervolgens plaatste hij de stronk, nadat hij deze gezegend had met water en zout, in de haard. Soms werd de stronk met wijn besprenkeld. Hoe langer de stronk bleef branden, hoe langer diens weldaden zouden voortduren.
Volgens sommige tradities had men evenveel stronken nodig als er mensen woonden in het huis. Het vuur mocht absoluut niet uitgaan tijdens de nacht. Zo werd zelfs nog na de christianisatie iemand aangeduid die tijdens de middernachtmis thuis moest blijven om het vuur te onderhouden.
De assen van de boomstronk werden in de huizen bewaard en moesten dienen als bescherming tegen de bliksem. De assen konden volgens onze voorouders ook de oogsten verbeteren en werden daarom uitgestrooid over de velden.
De stronken van vandaag zijn zelden van hout! Het gebak in de vorm van een boomstronk verscheen rond 1870. Deze lekkernijen, voorzien van een dikke laag boterroom (crème au beurre), kennen nog steeds heel wat succes, hoewel ze de laatste jaren wel de concurrentie van de ijstaarten in de vorm van een kerststronk moeten dulden.
Jiri Pragman
In deze vroege tijden selecteerde het familiehoofd in het woud een grote stronk van een fruitboom, als uitgesproken symbool van overvloed. Gevolg door het hele huishouden droeg hij deze vervolgens met het nodige ceremonieel naar de haardplaats in de woning. Vervolgens plaatste hij de stronk, nadat hij deze gezegend had met water en zout, in de haard. Soms werd de stronk met wijn besprenkeld. Hoe langer de stronk bleef branden, hoe langer diens weldaden zouden voortduren.
Volgens sommige tradities had men evenveel stronken nodig als er mensen woonden in het huis. Het vuur mocht absoluut niet uitgaan tijdens de nacht. Zo werd zelfs nog na de christianisatie iemand aangeduid die tijdens de middernachtmis thuis moest blijven om het vuur te onderhouden.
De assen van de boomstronk werden in de huizen bewaard en moesten dienen als bescherming tegen de bliksem. De assen konden volgens onze voorouders ook de oogsten verbeteren en werden daarom uitgestrooid over de velden.
De stronken van vandaag zijn zelden van hout! Het gebak in de vorm van een boomstronk verscheen rond 1870. Deze lekkernijen, voorzien van een dikke laag boterroom (crème au beurre), kennen nog steeds heel wat succes, hoewel ze de laatste jaren wel de concurrentie van de ijstaarten in de vorm van een kerststronk moeten dulden.
Jiri Pragman