Hebben dieren rechten?

Sommige mensen vinden dat er een genocide aan de gang is, op de dieren die we eten. En hoe moet het straks als we al die landbouwgronden willen vervangen door bossen en we de hoeveelheid loslopend vee tot een minimum willen beperken? Hoeven we dan geen rekening te houden met het welzijn van de dieren die we kweken voor consumptie?


Het is een vraag die pas de laatste decennia gesteld wordt, ironisch genoeg net nu de meeste mensen nog nauwelijks voeling hebben met de herkomst van het vlees op hun bord. Het antwoord is eenvoudig: dieren die we kweken om vlees te produceren, zijn geen natuurlijke schepsels maar aanhangsels van de mens. ‘Biologische verbondenheid’ met andere levende wezens verwijst in de eerste plaats naar het leven zoals dat in zijn natuurlijke vorm tot stand is gekomen, zonder het ingrijpen van de mens. Er is een fundamenteel verschil tussen een koe in een stal en een zoetwaterkreeft in een rivier, de nakomeling van een soort die daar al miljoenen jaren leeft. Koeien en varkens leven alleen in gevangenschap van de mens voor nauwelijks 5000 jaar. Dat is hun manier van zijn. In een ander kader hebben ze geen enkele kans op overleven. Als je koeien of varkens loslaat in de vrije natuur, zijn ze ten dode opgeschreven.

Het gaat er dus niet om of maar hoe je die dieren in gevangenschap houdt. Hoewel ik niet kan bepalen of een koe die losloopt in de bergen, in weer en wind, bij kou en hitte, gelukkiger is dan een koe in een hok. Misschien is die koe in de bergen wel veel gestrester omdat er andere koeien met scherpe horens los lopen in de buurt, omdat er vliegtuigen passeren, omdat ze een loodzware bel moet dragen, omdat ze in zon, sneeuw en slijk moet ploeteren… Er bestaat geen enkel wetenschappelijk model om dat te bepalen.

We mogen zeker onze eigen gevoelens niet projecteren op de dieren. Dat heet antropomorfisme, denken dat het dier dezelfde emoties en verlangens heeft als de mens.

Laten we eerst wetenschappelijke parameters opstellen om dat ‘dierenwelzijn’ te meten. In functie van de vraag hoeveel vlees we willen eten natuurlijk, en hoeveel oppervlakte we daarvoor willen opofferen. Als we voor iedereen genoeg vlees willen blijven produceren – en als we dat niet doen, zouden we dus wel eens geconfronteerd kunnen worden met grote biogrammatische problemen – moeten we beslissen hoe we dat gaan doen. Liefst met zo weinig mogelijk schade aan het milieu. We mogen aan het hoeden van de dieren zo weinig mogelijk oppervlakte besteden. Kippen in hokken, koeien in stallen, fish farming (viskwekerijen). Voor de productie van een kilo varkensvlees heb je drie, vier kilogram voeding nodig, voor een kilogram vis heb je maar een paar honderd gram nodig. Een uitstekende reden om nog meer viskwekerijen op te zetten. Het alternatief is het leegvissen van de wereldzeeën.

Veel loslopend vee kunnen we niet meer hebben. Een paar honderd koeien vreten op jaarbasis een oppervlakte hooggebergte kaal zo groot als de hele provincie Limburg<vaag; zowel Ned. als België heeft een provincie Limburg>. Als je dat herbebost, heb je trouwens een veelvoud in gewicht aan everzwijnenvlees.

Het debat over de vis- en vleesproductie zal op verschillende plaatsen tot verschillende resultaten leiden, maar de uitgangspunten zijn overal gelijk. Je kunt natuurlijk discussiëren over de omvang van een hok of een stal, maar dat is een detail. En wie toch nog vlees van vrij rondlopende kippen, varkens of koeien wil, moet daarvoor dan maar betalen. Wat dat betreft zouden de dierenrechtenactivisten wel eens op dezelfde golflengte kunnen zitten. (Jeff Hoeyberghs)









© Vivat.be 2020