Etiquette aan tafel
Het is een woord dat doet terugdenken aan lang vervlogen tijden. Maar ook vandaag nog leven we het in zekere zin allemaal dagelijks na. We zijn er ons niet van bewust, en vinden het niet meer dan normaal dat we ons 'beleefd' gedragen in bepaalde situaties. Maar hoe zat dat ook alweer met die etiquetteregels bij het tafelen en dineren?
Je hebt informele etentjes, onder vrienden, familie en kennissen, waar ieder zijn eigen regels en gewoontes toepast, en dan heb je de situaties waar wel degelijk van je verwacht wordt dat je de goede manieren van de etiquette kent en hanteert.
Algemene gedragsregels
Iedereen kent de meest voor de hand liggende regels: niet met volle mond praten, niet hard gaan blazen bij warm eten, je eten niet tot moes prakken, en je bord niet overvol stapelen. Als je uitgenodigd bent op een etentje, en het eten staat voor je neus, wacht dan altijd tot de gastheer of gastvrouw begint met eten, of aangeeft dat alles in gereedheid is om te beginnen. Doe niet meteen zout, peper of sauzen over je eten nog voor je het geproefd hebt.
Als je tussendoor even wil drinken, kauw en slik het voedsel door, veeg je mond af met je servet, en drink dan pas. Schraap op het eind niet uitgebreid je bord leeg, dat komt nogal gulzig over. Excuseer jezelf als je tijdens het eten naar het toilet moet of je handen wil gaan wassen.
Vraag mensen ook niet wat ze precies gaan doen als ze zich excuseren, wees niet te nieuwsgierig en opdringerig. Werk je make-up of haar niet bij als je aan tafel zit, doe dat als je naar het toilet gaat.
Je houding aan tafel
Als je aan tafel zit: zit rechtop. Als je niet eet, hou dan je handen op je schoot, of laat je polsen rusten op de rand van de tafel. Je ellebogen op tafel leggen kan alleen tussen de gangen door, als de borden zijn opgehaald, nooit tijdens het eten. Je benen strekken is helemaal uit den boze. Hou je benen dicht bij je stoel.
Wees tijdens het eten ook attent ten aanzien van je tafelgenoten, door brood, boter of schalen door te geven, ook als je op dat moment zelf niets nodig hebt. Geef deze zaken altijd naar rechts door. Als je schalen doorgeeft, doe dit dan met het handvat gericht naar degene aan wie je het aanbiedt. Ga niet met je volledige lengte over de tafel hangen om iets te nemen waar je moeilijk aan kan, maar vraag beleefd of het doorgegeven kan worden.
Het bestek
Pauzeer je even met eten, leg dan je bestek kruiselings op je bord. Ben je klaar met een gerecht, leg soeplepels, theelepels en dessertlepels aan de rand van je bord of schotel. Laat ze nooit in de kom of kop staan. Duw je borden niet van je weg als je klaar bent, en begin ze ook niet op te stapelen.
Als je helemaal klaar bent met je mes en vork, leg deze dan in een 'tien-over-vier' positie op je bord (zoals de wijzers van de klok), met het mes aan de buitenkant en de vork aan de binnenkant. Of, wat ook kan: leg het bestek naast elkaar in het midden van je bord, de vork met de tanden naar beneden, en het mes rechts, met de snijkant naar de vork toe.
Soep eten
Het spreekt voor zich dat je soep niet al slurpend naar binnen werkt, gebruik de zijkant van de lepel om de soep op te eten. Is de soep nog te heet om al gegeten te worden, begin er dan niet tegen te blazen, maar wacht tot ze voldoende afgekoeld is.
Soep lepel je op door de soepkom schuin van je weg te kantelen. Alleen heldere bouillon mag zonder lepel uit de kom gedronken worden, maar wel enkel als er oren aan de kom hangen.
Brood
Ga geen brood zitten snijden aan tafel, maar breek er voorzichtig kleine stukjes af met je handen. Nadat je een klein stukje brood afgebroken hebt, doe je er wat boter op met je mes. Smeer niet een hele snee brood of een heel broodje in een keer vol met boter.
Je kunt een stukje brood op je vork prikken om er wat saus of jus mee op te nemen, doe dit vooral niet met je handen.
Servet
Leg je servet bij aanvang van de maaltijd op je schoot, en hou de servet daar tot wanneer je vertrekt. Leg dan de servet, losjes terug opgevouwen, links naast je bord, dus niet op je bord.
Steek de servet nooit als slabber in de boord van je hemd, en snuit er uiteraard ook je neus niet in. Je gaat ook geen bestek of servies schoonwrijven met je servet. Als je merkt dat je bestek of servies niet schoon is, vraag de ober dan om nieuw bestek of servies.
Hoe je bestek vasthouden?
Als er een botermes bij het boterschaaltje op tafel ligt, gebruik je dat enkel om boter mee naar je (brood)bordje te brengen, en niet om het er mee uit te smeren over je broodje, daarvoor heb je zelf een mes. Ligt er geen botermes bij het boterschaaltje, dan gebruik je je eigen mes wel.
De regel is dat er altijd met mes en vork gegeten wordt, de vork in de linkerhand, het mes in de rechter. Rijst wordt met lepel en vork gegeten, waarbij de vork links wordt vastgehouden en de lepel rechts, en je met de vork de rijst op je lepel duwt.
Wat je dan weer gerust wel met de handen of 'uit het vuistje' kan eten zijn olijven, fruit, ribbetjes, kreeft, oesters en kippenvleugels en -poten.
Vingerkommetje
Soms worden er na het hoofdgerecht en voor het dessert vingerkommetjes aangeboden. Doop de vingers van één hand in de schaal en droog ze af aan het servet dat op je schoot blijft liggen. Doe daarna hetzelfde met je andere hand. Als er een schijfje citroen of een geurende bloem in het kommetje ligt, laat die daar dan gewoon liggen.
Sommige restaurants geven een hete handdoek in plaats van een vingerkommetje, gebruik deze op dezelfde manier, hand per hand.
Tafel dekken en serveren
Een volledig gedekte tafel met een heleboel bestek, borden en glazen kan er op het eerste gezicht nogal imponerend en verwarrend uitzien. Maar eigenlijk is de schikking best wel logisch, vooral dan als je rechtshandig bent. Zo staan bijvoorbeeld de glazen zo dat je er met je rechterhand het makkelijkst aankan, zonder andere glazen om te stoten.
Met het bestek werk je jezelf naargelang de gangen vorderen, van de buitenkant naar de binnenkant toe. Vorken liggen links, messen en lepels rechts. Uitzondering is de oester-of visvork, deze ligt rechts naast je soeplepel. Als je in een restaurant eet en je bestelt geen vis, dan zal de ober het bestek dat je niet gaat gebruiken, komen weghalen.
Boven je bord ligt de dessertlepel en de dessertvork. Koffielepeltjes liggen rechts of worden samen met de koffie gebracht. Als je aan het dessert begint, schuif je ze naar de kant van je bord: vork links en lepel rechts.
Wijn en glazen
Rode wijn wordt geserveerd in een glas met een ronde bol en een korte steel. Je houdt het glas vast aan de steel zodat je hand het glas en vervolgens de wijn niet verwarmt. Rode wijn wordt geserveerd op kamertemperatuur. Je laat een pas geopende fles best een beetje 'ademen' of chambreren, om hem optimaal op smaak en temperatuur te brengen.
In een restaurant laat men je de wijn eerst eens proeven, alvorens het glas vol te schenken. Dit doet men niet om je zelf te laten bepalen of de wijn voldoet aan je persoonlijke smaak, wel om zeker te zijn dat er niets mis mee is, of hij niet zuur smaakt, of dat er kurkrestjes in drijven.
Witte wijn wordt geserveerd in een groter glas met een langere steel, zodat wanneer je het glas zoals het hoort onderaan de steel vasthoudt, de wijn langer koel blijft.
De volgorde van de te gebruiken glazen die voor je bord staan, begint met het glas dat het dichtst bij je staat: sherry (bij de soep), witte wijn (vis), rode wijn (vlees), water en dessertwijn.
Wie zit waar?
Bij een formeel diner worden de plaatsen als volgt verdeeld:
- De mannelijke eregast zit rechts van de gastvrouw.
- De man die daarna het belangrijkst is, zit links, de vrouwelijke eregast rechts van de gastheer.
- De vrouw die daarna het belangrijkst is, zit links.
- Paren worden gescheiden, mannen en vrouwen wisselen elkaar af in hun plaatsen aan tafel, naast een man zit telkens een vrouw.
- Zit men echter aan een ronde tafel, dan verandert alles en krijgt ieder een gelijkwaardige plaats.
In alle gevallen dienen de mannen de stoel van de dames aan te schuiven en op te staan als de dame de tafel verlaat en als ze terugkeert.
Wat indien het misgaat?
Het kan iedereen gebeuren, je morst wat op tafel of over jezelf. Gebruik dan je servet en vraag eventueel om wat water om het op te kuisen. Doop vooral niet je servet in je glas water.
Als je iets morst op een buur van je, ga dan niet het bovenstaande proberen met water en servet, maar bied je servet aan, of beter nog, stel voor de rekening van de stomerij te betalen.
Laat je tijdens het eten je bestek vallen, en kan je er niet goed aan, roep dan discreet een ober om het vermiste stuk bestek te vervangen. Als je iets breekt, roep dan ook de ober om het te komen vervangen.
Nog een paar laatste tips
- Trommel niet met je vingers op tafel, speel niet met je bestek en laat je gsm liefst achterwege.
- Zeg nooit "ik zit vol" als je nog iets wordt aangeboden.
- Drink het digestief niet in één teug leeg, neem kleine slokjes.
- Rook niet tijdens de maaltijd of tussen de verschillende gangen door. Rook liefst pas na het nagerecht én als de gastheer of -vrouw daar toestemming voor geeft.
- En tot slot, als je het even niet meer weet, let dan goed op wat je buren en vooral je gastheer of -vrouw doen, en hoop dat zij het beter weten!
Smakelijk.