Het vijfde werk van Hercules: in Olympia

Ga in Olympia de stal van Augias schoonvegen: het vijfde werk van Hercules was een stuk lastiger dan hij op basis van de opdracht gehoopt had.



We zijn eerst! Speciaal vroeg opgestaan om de grote massa voor te zijn, om de Olympische vibraties in alle rust te kunnen opsnuiven, om helemaal alleen een rondje te lopen in het antieke stadion, en het is ons zowaar gelukt. Het is vijf over acht, de poorten van de vindplaats zijn nog maar pas opengegaan en er is nog geen spoor van andere toeristen. Een beetje flauw, ik weet het – wij zijn zelf ook toeristen. Maar toch iets minder dan die andere, aangevoerd in bussen en gefixeerd op het bordje dat ze moeten volgen. Straks, binnen een uurtje, zullen de touringcars weer en masse arriveren, zoals we ze gisterenavond ook allemaal hebben zien wegrijden. Olympia is de ultieme dagtrip in Griekenland, omdat er in de wijde omgeving absoluut niets te zien is of te beleven valt. Behalve de beroemde site natuurlijk, met twee bijhorende musea.


We reppen ons meteen naar het stadion, voorbij de tempel van Hera, de Exedra van Herodes Atticus (het oude Olympia is ook heel lang een Romeinse stad geweest) en de schatkamers, naar de ingang, opnieuw via zo’n overwelfde spelerstunnel. Van al die gebouwen resten vandaag alleen nog ruïnes maar in het prachtige ochtendlicht, helemaal verlaten, lijkt Olympia weer tot leven te komen, of dat verbeeld ik me toch. Ik laat mijn fantasie verder de vrije loop en zet me klaar in de overblijfselen van de stenen startblokken. 192 meter, van hier tot de aankomst. Moet kunnen. Maar liepen de atleten niet naakt in de oudheid? Ik trek al mijn kleren uit…
Nee, die fantasie gun ik niemand. Boven de noordelijke helling van het stadion loopt de grote weg naar Tripoli en daar passeren op dit eigenste moment de eerste bussen met toeristen. ‘En op uw linkerkant ziet u het stadion van Olympia dat we straks zullen bezoeken. Let niet op de naakte man – dat is weer zo’n idioot die wil doen alsof hij een atleet uit de oudheid is.’


Een half uur later wordt de site overspoeld door groepen toeristen die allemaal slaafs achter een bordje aanlopen en ongeïnteresseerd naar de uitleg van de gids luisteren. Tientallen mensen doen precies hetzelfde als ik, ‘voor de foto’: door de tunnel lopen, plaatsnemen op de startblokken, een eindje lopen. Ik voel me plots een vermoeide, doordeweekse toerist. Het enige verschil is dat wij hier alleen rondlopen en de anderen in groep.


Maar het blijft natuurlijk een prachtige site, de machtige tempel van Zeus in het midden van het terrein, toch wat er nog van overblijft, het Bouleterion, waar de atleten de Olympische eed moesten afleggen, het atelier van de beroemde beeldhouwer Phidias, die daar ook één van de zeven wereldwonderen vervaardigde, een gigantisch beeld van Zeus, ingelegd met goud en ivoor. Het kunstwerk stond in het midden van de tempel maar zou later door de Turken verwoest worden. Opnieuw probeer ik mijn fantasie te laten werken. Zonder verbeeldingskracht sta je nergens in Olympia, een veld vol oude stenen waarvan je enkel de betekenis begrijpt als je er een reisgids bijneemt. Of bij zo’n groep aansluit.


Na ons bezoek aan het oude Olympia en het aanpalende museum (waar nog volop gewerkt wordt) flaneren we door het nieuwe stadje. Dorpje, want Olympia is eigenlijk maar een paar straten groot. De zijstraten zijn even saai, zeg maar lelijk als zoveel andere zijstraten in moderne Griekse steden. De hoofdstraat is één lange aaneenschakeling van veel te dure bars en souvenirwinkels, een echte toeristische Augiasstal. Honderden toeristen lopen de straat op en neer, schijnbaar niet gestoord door de aanhoudende stroom taxi’s en autobussen die voorbij raast. Ze kopen T-shirts, kaartjes, juwelen, potsierlijke namaakbeeldjes en badspullen. Vooral de antieke afbeeldingen van allerhande seksstandjes, zoals daadwerkelijk teruggevonden op muren en amfora’s, mèt bijhorend commentaar (‘Olympic Sport N° 1!’), vinden gretig aftrek. Passend woord in deze context.
Iemand zou deze stal eens moeten komen schoonvegen. Allemaal goed en wel dat hier om de vier jaar de Olympische vlam wordt ontstoken, en dat in het oude stadion straks het kogelstoten zal gehouden worden, maar moet Olympia zichzelf daarom verloochenen, of toch zeker de Olympische waarden die het pretendeert te vertegenwoordigen? World Center of Humanistic Values melden grote vlaggen trots, maar daar is op deze plaats maar weinig van te merken.

Niet echt een onvergetelijke bestemming dus, Olympia, maar dat vonden sommige mensen tweeduizend jaar geleden ook al. ‘Plato moest eens zijn toevlucht noemen tot een noodbarak vol snurkende dronken vreemdelingen,’ schreef Pausanias. ‘Plaatselijke edelen kregen zwepen uitgereikt om de orde te handhaven. … Gewetenloze marskramers sloegen hun slag door het geboeide publiek goedkope worstjes van twijfelachtige kwaliteit aan te smeren, noten, peren en amfora’s met harswijn die pijn deed aan je ingewanden. … Na afloop van de feestelijkheden zaten toeschouwers soms nog dagenlang vast terwijl ze met voerlui over de ritprijs onderhandelden. … Eigenlijk was het allemaal zo ontzettend onaangenaam dat een ongehoorzame slaaf eens bijna voor straf door zijn meester als bezoeker naar de Olympische Spelen werd gestuurd.’

Nog onaangenamer moet de geur in de stallen van koning Augias geweest zijn, heerser van Elis, het westelijke deel van de Peloponessos, met Olympia als religieus centrum. Augias had duizenden koeien, stieren, geiten, schapen en paarden en die werden elke avond bijeen gedreven in een immense stal. Waar de uitwerpselen zich al jaar en dag opstapelden. Hercules kreeg de opdracht om die stal helemaal uit te mesten. Hij sloeg aan beide kanten van het gebouw een gat in de muur, groef een paar brede greppels naar twee nabijgelegen rivieren en liet het water gewoond dwars door de stal stromen. Opdracht (alweer) volbracht.
En zou hij als souvenir dan ook zo’n pakketje kaarten ‘Olympic Sport N° 1!’ mee naar huis hebben genomen?

    







© Vivat.be 2020