Het achtste werk van Hercules: mensenetende paarden

Hercules moest in Thracië de mensenetende paarden van koning Diomedes temmen. Volgens Euripides maakte hij daarvoor gebruik van een strijdwagen en gaf daarmee de aanzet tot de populairste en meest spectaculaire Olympische sport aller tijden, het wagenrennen. En dan laten we de amper 110 jaar van onze Spelen dus even buiten beschouwing. De antieke Olympische Spelen hebben meer dan elf eeuwen lang plaatsgevonden, om de vier jaar, zonder één onderbreking.



Het wagenrennen was het openingsnummer van de Olympische Spelen. Het hippodroom (niet het stadion) had een 65-meterlange startlijn en twee keerpunten maar er was geen afscheiding tussen de twee banen. De afstand tussen de keerpunten bedroeg iets minder dan 600 meter en er konden vier tot tien wagens aan de start komen. Het starthek had de vorm van de boeg van een schip, met voor iedere wagen een apart vak, om een gefaseerde en dus eerlijke start mogelijk te maken.


De koers duurde twaalf ronden, veertien kilometer lang, telkens een korte sprint en dan weer een bocht van 180 graden. Het was hotsen en botsen, keren en zwenken, vallen en vertrappeld worden. Vaak bereikte maar één deelnemer de aankomst. En die werd dan nog niet eens gelauwerd. Het was de eigenaar van de paarden die een olijfkrans kreeg, die werd toegejuicht door de massa, die werd bedolven onder bloemen en twijgen.
Het wagenrennen was het eerste van Olympische nummers in de oudheid. De rest van het vijfdaagse programma zag eruit als volgt:

• Dag 1
Voorbereidingen en religieuze rituelen.
• Dag 2
- Wagenrennen. De mooiste koers ooit en misschien ook wel een belangrijke inspiratiebron voor de vroegste Olympische jockey’s was de race tijdens de lijkspelen voor Patroklos, de zoon van de Trojaanse koning Nestor, die vermoord was door Brad Pitt. Bedacht door Homeros dus.
- Paardenrace. De paarden hadden geen hoeven, geen zadel en geen stijgbeugels.
- Vijfkamp. Discuswerpen (met een bronzen schijf, wellicht iets zwaarder dan de huidige discus maar wel met dezelfde vorm), verspringen zonder aanloop (een nummer dat ook nog op de Olympische agenda stond in de eerste decennia van de 20ste eeuw, zij het dat de atleten toen geen extra gewichten meer meezeulden om hun sprong te verlengen), speerwerpen (met behulp van een riem, waardoor de werpafstand verdubbeld kon worden), worstelen en de 200 meter.
• Dag 3
Altijd de tweede of de derde volle maan na de zomerzonnewende (21 juni). De dag begon met allerhande religieuze plechtigheden, een processie en de nodige offers, waaronder honderd ossen. Na de middag werden de ‘jongensnummers’ gehouden (wij spreken van junioren): 200 m hardlopen, worstelen en boksen. Een ‘jongen’ was tussen twaalf en achttien jaar oud, een ruwe en moeilijk te controleren definitie die tal van ongelijke kampen opleverde.
• Dag 4
- Loopnummers. Sprint (190 meter, een stadion), dubbele sprint (een diaulos) en langeafstandsrace (dolichos, tussen drie en vijf kilometer). Na iedere 190 meter moesten de atleten een paal ronden.
- Worstelen. In de gevechtssporten bestonden geen gewichtsklassen. Techniek was meestal totaal ondergeschikt aan bruut geweld. Doel: de tegenstander drie keer ten val brengen. Grootste Olympische worstelheld aller tijden: Milo van Kroton, krijgsheer maar ook een volgeling van de filosoof Pythagors en vooral een legendarische vleeseter. Won het juniorenworstelen in 540 v.Chr. en het seniorennummer in de vijf olympiaden (periode van vier jaar tussen de Spelen) tussen 532 en 516. Triomfeerde ook zeven keer op de minder bekende Pythische Spelen (Delfi), tienmaal op de Isthmische en negen keer op de Nemeïsche Spelen.
- Boksen. Mocht met de vuist en met de open hand. De boksers droegen harde leren riemen om de vingers en vochten door tot er een knock-out of een opgave kwam. Vaak een bloederige affaire, waarbij soms zelfs doden vielen. Superster: Kleoxenos van Alexandrië, die nooit verwond zou geraakt zijn.
- Pankration. Een rauwe combinatie van boksen, judo en worstelen. En van stompen, schoppen elkaar de ogen uitsteken, de vingers breken en in het kruis trappen. Een barbaarse aangelegenheid die het publiek in alle staten bracht.
- 400 m in wapenuitrusting. De atleten, meestal soldaten, droegen een helm, een schild en soms ook scheenplaten.

Aflevering 1

        







© Vivat.be 2020