De goddelijke waanzin van Schloss Neuschwanstein
In het zuiden van Duitsland, tegen de Duitse grens, ligt het slot Neuschwanstein, het archetypische sprookjeskasteel, de inspiratiebron van de kastelen in Disneyland en in tal van films en sprookjes.
‘Ich habe die Absicht die alte Burgruine Hohenschwangau bei der Pollatschlucht neu aufbauen zu lassen, im echten Stil der alten deutschen Ritterburgen.’
(Ludwig II in een brief aan Richard Wagner, 1868)
De jonge prins Ludwig vertoefde vaak en graag in het slot Hohenschwangau, gelegen op een boogscheut van Neuschwanstein en in de vroege middeleeuwen de burcht van een beroemd riddergeslacht. Zijn vader, Maximilian II, had de ruïne laten restaureren tot het kasteel zoals we dat vandaag nog kennen, een curieuze combinatie van een oud fort, de wallen, de kantelen, een Tudor manor, de tuinen, de vensters, de torens, en een gotisch paleis. De romantiek van Hohenschwangau en de alomtegenwoordige Germaanse helden en legendes, in beelden, verhalen en schilderwerken, zijn bepalend geweest voor het wereldbeeld van Ludwig.
Hier ondertekende een koortsige Ludwig II in 1870 de beruchte Kaiserbrief, waarin Bismarck aankondigde dat Wilhelm I keizer zou worden van het eengemaakte Duitsland. Het tijdperk van talloze vorsten en koninkrijkjes was definitief voorbij, de droom van Ludwig leek ten einde.
Of toch niet? Zijn droom was het niet om te heersen of meer Lebensraum te zoeken. Ludwig wilde gewoon koning zijn, als in de sprookjes en legendes die hij al zijn hele leven meedroeg. De Franse dichter Verlaine noemde hem ooit ‘de enige echte koning van de 19de eeuw’, een uitspraak die veel meer zegt dan op het eerste gezicht lijkt.
De ‘nieuwe’ koningen hadden geen macht meer. Ze moesten de wetten en de besluiten van hun parlement alleen nog goedkeuren en bekrachtigen. Ludwig II geloofde niet in de constitutionele monarchie en bleef gewoon doen waar hij zin in had, zoals dat een absolute heerser betaamt, ook met het geld van zijn onderdanen. De bouw van Neuschwanstein heeft ongeveer zes miljoen goudmark gekost, slordig omgerekend 1,8 miljard euro. Het was zelfs pas na de machtsoverdracht in 1870 dat Ludwig zich met volle overgave op de bouw van zijn vier sprookjeskastelen zou storten, Neuschwanstein, Linderhof, Herrenchiemsee en het nooit gebouwde Falkenstein. In zijn mythomane waan wilde de koning van Beieren een droomwereld laten bouwen, waar Franse en Duitse vorsten kunstenaars en romantici zouden kunnen ontmoeten.
De bezoekers zouden ontvangen worden in de luisterrijke troonzaal van Schloss Neuschwanstein, ware het niet dat Ludwig stierf voor de ruimte was afgewerkt. De troon is er nooit gekomen maar de leegte onder de koepel voert het oog onwillekeurig naar de opvallend heldere kleuren van de fresco’s. De twee miljoen steentjes van het grondmozaïek zijn grotendeeld bedekt met een loopmat, maar het deel achter de touwen geeft een vermoeden van hoe de historische Griekse en Romeinse mozaïeken er moeten uitgezien hebben.
Indrukwekkend.
Het balkon van de troonzaal biedt een prachtig uitzicht over de wijde omgeving. Vooraan, op een lagere heuvel, Hohenschwangau, het paleis waar Ludwig opgroeide. Daarachter de Starnberger See, groene golvende heuvels en de ongenaakbare Alpen, nog altijd even fris en scherp als in lang vervlogen tijden.
‘Dit is de mooiste plaats die ik in mijn land kon vinden,’ schreef de koning aan Wagner toen hij beslist had waar Neuschwanstein gebouwd zou worden. Maandenlang was hij te voet door de bergen getrokken, op zoek naar een geschikte plek. Vervolgens kwam er een heuse industrie op gang, die het economische leven in de streek meer dan 20 jaar zou beheersen. 465 ton marmer, 1550 ton natuursteen, 400.000 bouwstenen en 600 ton cement werden naar boven gezeuld. München mocht zich tijdelijk de architectuurhoofdstad van Europa noemen. Nieuwe technologieën deden hun intrede. De 96 kaarsen van de reusachtige kroonluchter in de troonzaal konden aangestoken worden met behulp van een katrol in de koepel.
De eetzaal staat helemaal in het teken van de Tannhäusersage, over de strijd tussen enkele middeleeuwse minnezangers. Wolfram von Eschenbach en Gottfried von Strassburg, de ‘auteurs’ van talrijke Nibelungenlegendes, kijken vanop de deuren goedkeurend toe.