Bezoek aan Neuschwanstein 2
Tweede deel van ons bezoek aan Schloss Neuschwanstein, het enige echte sprookjeskasteel. Over ridders en helden, Triston en Isolde.
Ludwig II erkende in zijn tijdgenoten de gebroeders Grimm een nieuwe generatie van vertellers en vermengde elementen uit hun sprookjes met zijn eigen fantasie over ridders en helden. In de slaapkamer liet hij de muren beschilderen met romantische momentopnames uit Tristan und Isolde, opnieuw een thema dat Richard Wagner verwerkte in een opera. Het baldakijn zelf is een wirwar van gotische torenpunten in miniatuurformaat, een selectie van Ludwigs favoriete kathedralen, kunstig uitgesneden in hout. Spreien, bekleding en gordijnen hebben zijn lievelingskleur, frivool Bayerischblau. De wastafel heeft een kraan in de vorm van een zwaan, net als de klinken en vele andere gebruiksvoorwerpen in het slot. Hier stroomde ooit vers water uit, recht uit een bron 200 meter boven het kasteel. Het balkon kijkt uit over de woeste Pollatschlucht, de grillige kloof aan de voet van de waterval. De tere Marienbrücke verbindt de twee kanten van het ravijn.
Kapel, kleedkamer, woonkamer, werkkamer: telkens opnieuw stappen we in een sprookjesfilm. Overal hangen vergulde luchters met edelstenen in gekleurd glas, namaakwandtapijten en barokke ornamenten. In ieder vertrek wordt een Germaanse legende verteld, zuchten barokke zuilen onder rijk versierde gewelven en tooien dure stoffen zware houten meubels.
Het is pure kitsch, het werk van een diva avant-la-lettre, Michael Jackson in de 19de eeuw.
Is het misschien daarom dat Ludwig II in deze postmoderne tijden een revival beleeft? Er zijn de afgelopen jaren drie nieuwe standaardwerken over hem verschenen, een lange reeks essays en beschouwingen, en een film. In Der König, sein Schauspieler, eine Reise, een Zwitserse productie gebaseerd op een waargebeurde ontmoeting tussen Ludwig en een befaamde toneelspeler uit die tijd, speelt Helmut Berger de hoofdrol, de acteur die de koning eerder al gestalte gaf in de roemruchte prent van Lucchino Visconti. Toen de film in 1993 uitkwam, schreef een recensent:
‘We mogen veronderstellen dat Ludwig, mocht hij vandaag geleefd hebben, een absolute filmfreak zou zijn, en een beroepszapper, voortdurend genietend van tweedehandservaringen.’
We zijn aanbeland in de Sängersaal, veruit het meest indrukwekkende van alle vertrekken en tot vandaag, één keer per jaar, gebruikt als de concertzaal waar Ludwig zelf van droomde. Wellicht had hij de Wartburg voor ogen, de legendarische burcht waar de minnezangers destijds hun artistieke strijd uitvochten. De wandschilderingen beelden het verhaal van Parzifal uit, niet toevallig het verhaal waar Wagner zijn grootste opera uit puurde. De akoestiek moet perfect zijn in deze ruimte, maar daar heeft Ludwig zelf nooit van kunnen genieten. Het eerste concert vond er pas plaats in 1933, naar aanleiding van de 50ste verjaardag van het overlijden van Richard Wagner, toen helemaal gerecupereerd door de nazi’s. Tot in 1939 woonde de Duitse beau monde hier geregeld grote muzikale evenementen bij, naar verluidt bij een betoverende verlichting van 600 kaarsen. Sinds 1969 is de Sängersaal het decor van chique Schlosskonzerte. Het is me niet helemaal duidelijk welke sfeer de organisatoren willen oproepen, die van de jaren ’30 of die van eind 19de eeuw, maar ik zou hier best eens een concert willen meemaken.
Het geleide bezoek aan Neuschwanstein wordt afgesloten in de keuken van het kasteel, een voor die tijd heel vooruitstrevend geheel met koud en warm stromend water, een volautomatisch spit (naar een ontwerp van Leonardo da Vinci), dampkap, ingebouwde oven, visbassin, een verwarmingssysteem voor het hele gebouw en een goederenlift, rechtstreeks verbonden met de eetkamer. Het moest blijkbaar vooral een comfortabele droom zijn waarin Ludwig wenste te leven. Ook dat had hij gemeen met 20ste-eeuwse excentriekelingen als Howard Hughes of Michael Jackson.