De gloeilamp, een uitdovend ras
Sinds dit najaar is de verkoop van gloeilampen van 75 watt in de Europese Unie verboden. Consumenten zijn voortaan verplicht om te kiezen voor lampen die minder energie vergen, zoals fluorescentielampen, halogeenlampen met een laag verbruik of led-lampen.
Het lichtje ging verplicht branden
Na de halt die vorig jaar werd toegeroepen aan gloeilampen van 100 watt, wacht nu ook die van 75 watt hetzelfde lot. Winkeliers mogen hun overgebleven stock nog van de hand doen maar zullen geen nieuwe lading meer mogen bestellen. De verbruiker wordt dus verplicht om te kiezen voor minder energievretende lampen: fluorescentielampen, halogeenlampen met een laag verbruik of led-lampen.
Het plan om geleidelijk gloeilampen uit de rekken te halen past binnen de Europese strategie tegen klimaatopwarming. Verwacht wordt dat dit per gezin gepaard zal gaan met een jaarlijkse daling van de energiefactuur met 25 tot 50 euro. In dezelfde periode zou ook de uitstoot van CO2 in de atmosfeer met 15 miljoen ton dalen. Goed nieuws dus niet alleen voor de planeet, maar ook voor onze portefeuille!
Edison is er gloeiend bij
De uitvinding van de gloeilamp wordt vaak toegeschreven aan Thomas Edison, maar de geschiedenis vertelt ons anders. Edison, die naast uitvinder ook te boek staat als een sluwe business-vos, verkreeg in 1879 een octrooi op de uitvinding, waardoor hij ze op zijn naam wist te schrijven. Maar reeds in 1854 slaagde de Duitser Heinrich Göbel erin een echte gloeilamp in elkaar te boksen. Hij gebruikte hiertoe verkoolde bamboevezel in een vacuümgezogen eau-de-colognefles.
Göbel betwistte het uitvindersrecht van Edison voor de rechtbank en kreeg in 1893 zijn gelijk. Naast Göbel en Edison worden ook de Rus Alexander Lodygin (1872) en de Engelsman Joseph Swan (1878) aangeduid als uitvinder van de gloeilamp.