X-Files van de Geschiedenis 7 Wie was Jezus?

Wie was de vrouw die tijdens het Laatste Avondmaal naast Jezus mocht zitten? Weinig mensen stelden zich die vraag toen Het Laatste Avondmaal van Leonardo Da Vinci in 1999 na een lange restauratieperiode opnieuw te bewonderen was in de kerk van Santa Maria delle Grazie, nabij Milaan. De figuur aan de rechterhand van Christus is de jonge Johannes, zo leert ons de bijbelse geschiedschrijving, ‘de discipel die Jezus liefhad’, ‘de Geliefde’ die letterlijk ‘aan de boezem van Jezus’ lag.



Maar wie heeft die geschiedenis eigenlijk genoteerd? Gelooft u nog dat Maria maagd was toen ze moeder werd? Dat Jezus drie dagen na zijn dood verrezen is? Dat God de vrouw ondergeschikt maakte aan de man? Het zijn nochtans kerkelijke dogma’s die tot voor kort niemand in twijfel durfde te trekken, die eeuwenland het aanzicht van de westerse wereld bepaalden, die de loop van de geschiedenis veranderden. Nu pas, in het begin van de ste eeuw gunnen sommige onderzoekers en historici, niet langer gehinderd en genegeerd door religieuze en conservatieve autoriteiten, ons een blik op de andere helft van de geschiedenis, op de geschiedenis zoals die nooit verteld werd, op de X-Files van de geschiedenis. Dan Brown verpakte en romantiseerde al die vragen en mysteriën op het juiste moment in De Da Vinci Code en oogst daar nu wereldwijd succes mee.

Wie was Jezus?

Om te weten wie de vrouw naast Jezus was, moeten we eerst weten of Jezus zelf überhaupt wel bestaan heeft, want zelfs daar wordt in sommige kringen aan getwijfeld. Zijn leven vertoont sterke overeenkomsten met de levens van Krishna (3000 voor Christus), Boeddha (500 voor Christus), de Griekse oergod Dionysos, de Maya-god Pacal (750 na Christus) en talloze andere religieuze leiders uit lang vervlogen tijden. Allemaal preekten ze zuivering door zelfopoffering, zelfdiscipline en gedienstigheid; allemaal deden ze dat in parabels, allegorische tijdloze verhalen. Ze werden geboren (vaak op of rond 25 december!) na een onbevlekte ontvangenis – aan de hemel stond een schitterende ster. Ze verrichtten mirakels en wonderbaarlijke genezingen. Ze straalden als de zon, noemden zichzelf ‘het Licht’, maar voorspelden ook de ondergang van de beschaving. Het Indische Krishna heeft dezelfde betekenis als het Griekse Christus, ‘de Gezalfde’. De moeder van Boeddha heette Maya, ‘illusie’ in het Sanskriet. Pacal, van de Maya’s, leerde zijn volk dat het leven een illusie is, precies zoals Krishna, Boeddha en Jezus. Alledrie geloofden ze in reïncarnatie en beloofden ze ook terug te keren, hetzij op aarde, hetzij in een ander leven. De muren van het graf van Pacal in Mexico vertellen hetzelfde verhaal als Johannes in zijn bijbelse Openbaringen.

De Messias geboetseerd

Toeval? De Britse auteur Maurice Cotterell somt in zijn boek The Tutankhamun Prohpecies nog veel meer gelijkenissen op tussen de verschillende wereldgodsdiensten, overtuigende bewijzen dat Boeddha, Krishna, Toet-Ankh-Amon en Jezus Christus in feite één en dezelfde persoon waren, of op z’n minst goden uit dezelfde hemel (of van dezelfde planeet, zie hoofdstuk 1).


Het zou dus best kunnen dat de Romeinse keizer Constantijn in het jaar 325, op het cruciale Concilie van Nice, een heel nieuwe Jezus heeft geboetseerd, een samenraapsel van kenmerken die van oudsher werden toegeschreven aan goddelijke afgezanten. Constantijn had er namelijk alle belang bij om het zieltogende, versplinterde Romeinse rijk te verenigen onder één geloofsbanier, en waarom zou de Messias die zich een paar eeuwen eerder in de buurt van Palestina had aangeboden daar niet het boegbeeld van kunnen zijn?
De keizer gebood een onverbiddelijke censuur op tal van oude religieuze en historische werken, op ‘afwijkende’ evangeliën en apocriefe geschriften, een beleidsdaad die culmineerde in de schandelijke verbranding van de bibliotheek van Alexandrië, op dat moment de mooiste en grootste verzameling papyrusrollen en andere vroege geschriften ter wereld. Jezus moest en zou de enige onsterfelijke boodschapper worden van God, die gekomen was om de mensheid te verlossen. Waarbij zich één praktisch probleem stelde: in een monotheïstische godsdienst wordt per definitie maar één god aanbeden en die ‘bestond’ al. Het Concilie omzeilde dit tere punt door de ingewikkelde constructie van de Heilige Drieëenheid op te zetten: God de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, andermaal een samengaan van oude religieuze tradities. Dat beeld heeft sinds 325 geen noemenswaardige veranderingen ondergaan en vormt tot vandaag het fundament van de christelijke, zeg maar westerse beschaving.

Aflevering 8 Een joodse Che Guevara

            







© Vivat.be 2020