X-Files van de Geschiedenis 4

Griekenland is de bakermat van onze beschaving: zo hebben we het allemaal geleerd op school, en zo wordt het land ook nog altijd aangeprezen in toeristische brochures. Kunst, schrift, filosofie, theater, politiek: het waren de oude Grieken die de mensheid verlicht hebben, vooral dan in de gouden vijfde eeuw voor Christus, toen Athene was uitgegroeid tot de eerste democratische modelstaat in de geschiedenis van de mens. Althans volgens de vorsers en historici uit de 19de eeuw, wier romantische ideaalbeeld tot vandaag ons denken blijft bepalen.



Over de vele duizenden slaven die de onderbouw van het systeem vormden, wordt veelal met geen woord gerept, net zomin als over de exuberante uitwassen van de antieke Griekse godencultus. Dionysos, god van de wijn en ‘het uitbottende natuurleven’ (volgens van Dale), vooral bekend om de extatische Dionysische riten, stamt overigens uit dezelfde spirituele traditie als Johannes de Doper of Jezus Christus, behoeders van de ‘verborgen kennis’, de rode daard doorheen deze X-Files van de Geschiedenis.

De weg naar het labyrint

Maar dat zijn nog ‘details’ (slavernij is door de eeuwen altijd gebagatelliseerd, oerdriften moesten te allen prijze onderdrukt worden) in vergelijking met de recente onthullingen over de ware aard en de oorsprong van de zo geroemde Griekse beschaving. Waarom wordt het verhaal van koning Minos steevast geklasseerd onder ‘mythologie’, terwijl precies op zijn eiland, Kreta, de meest intrigerende historische vondsten zijn gedaan? Waar vindt het Lineair B z’n oorsprong, een (Minoïsche) schriftvorm die nog altijd niet ontcijferd is maar wel aan de basis lijkt te liggen van de Griekse taal? Werden er in het labyrint van Knossos daadwerkelijk jonge maagden geofferd? En wat te denken van de beweringen van de Senegalese geschiedkundige Cheikh Anta Diop, die ervan overtuigd is dat zowel de Egyptische als de westerse beschaving Afrikaanse origines hebben?

Parijs in de prehistorie

Het was ook te mooi om waar te zijn, de prachtige wereld die zich openbaarde toen Arthur Evans midden 19de eeuw het paleis van Knossos liet opgraven. Baden en waterleidingen (zelfs een doorspoeltoilet, een voorziening die wij amper 200 jaar kennen), prachtige tempels en theaters, verfijnde fresco’s van verheven mannen en vrouwen. In deze brave new world zou het leven in het teken gestaan hebben van liefde, kunst en sport, een idee dat in de Parijse salons en Londense herenclubs van eind vorige eeuw liefdevol gekoesterd werd. Eén van de mooiste en best bewaarde fresco’s werd niet voor niets ‘The Parisienne’ gedoopt, vanwege de treffende gelijkenis tussen de afgebeelde vrouw en de wufte juffrouwen uit de belle époque.

Alleen hebben die meisjes het nooit moeten doen met een stier (zoals Europa, de moeder van koning Minos, die zich liet verleiden door oppergod Zeus in de gedaante van een witte stier), of werden ze niet geofferd, dan wel opgegeten. Volgens wijlen de Duitse professor Hans Georg Wunderlich (in zijn boek Wohin der Stier Europa trug) was dat immers het ware, en op het eerste gezicht vrij gruwelijke gelaat van de Minoïsche cultuur. Dat trouwens ook de vroegste Egyptische beschavingen gekenmerkt zou hebben, want daar situeert Wunderlich de oorsprong van de stierencultus èn van het labyrint (zoals dat werd opgegraven in Medinet el Fayum). Net als de piramiden zou het labyrint van Knossos volgens hem ook, veeleer dan een lusthof, een plaats zijn waar de doden werden geëerd, een heuse necropolis, waar men de dood cultiveerde en commercialiseerde.

Volgende keer: Afrika

X-Files van de Geschiedenis 3

    







© Vivat.be 2020