Vlaming zijn in de 21ste eeuw

Hoe kan je nog een bewuste, liberaal denkende Vlaming zijn nu bepaalde politici weer voluit de nationalistische kaart spelen? 


In de jaren ’70 mocht je geen Vlaming zijn. De Vlaamse beweging was zwaar besmet en geschonden uit de tweede wereldoorlog gekomen en had in de sixties geen aansluiting gevonden bij de protestgeneratie (ook al wist die in 1968 mee de splitsing van de Leuvense universiteit te forceren). Wie in die dagen pleitte voor een onafhankelijk Vlaanderen haalde zich niet alleen het hoongelach op de hals van conservatieve en koningsgezinde Belgicisten maar moest het ook ontgelden in progressieve milieus.

Het milieu, kernenergie, sociale rechtvaardigheid: dàt waren de thema’s die ‘links’ Vlaanderen in die dagen beroerde. Tal van jonge journalisten, leraars, opvoeders, politici en sociale werkers maakten actief deel uit van extreemlinkse partijen en bewegingen. VMO (Vlaamse Militantenorde), TAK (Taalaktiekomitee), Were Di: daar zochten de ‘echte’ Vlamingen hun toevlucht, het rechtse gespuis op leeftijd (fout in de oorlog), aangevuld met een stelletje gefrustreerde heet- en leeghoofden zoals die in de jaren ’30 ook op de voorste rijen stonden als er weer eens boeken of joden werden verbrand.

Zowat alle politici en opinieleiders die nu de dienst uitmaken bij de partijen, behoren tot die toen zo sterk gepolariseerde generatie. Johan Vande Lanotte was een linkse rat, Filip Dewinter een fascist. De ene had het rode boekje van Mao in huis, de andere Mein kampf van Adolf Hitler. Dertig jaar later houden beide heren er gelukkig een iets genuanceerder wereldbeeld op na, de ene al wat meer dan de andere, maar politiek maken ze nog altijd radicaal verschillende keuzes. Vande Lanotte gelooft in sociale vooruitgang als motor van de samenleving, Dewinter in nationalisme en uitsluiting.

Maar intussen heeft de ware revolutie zich afgespeeld op het middenveld. De Volksunie wist zich geleidelijk te profileren als een partij van sociaal bevlogen flaminganten en speelde een bepalende rol in de verschillende fasen van de staatshervorming. Met het Vlaamse parlement groeide ook het ‘Vlaamse bewustzijn’, ooit een beladen term, nu bijna een eretitel. De christendemocratische, liberale en socialistische partijen voelen al lang niet meer de behoefte om hun nationalistische reflexen te onderdrukken, al dan niet opgejaagd door de NV.A. Voor het eerst in de geschiedenis van België is de mogelijke onafhankelijkheid van Vlaanderen niet meer onbespreekbaar.

Zijn wij daar blij mee? Kan je jezelf progressief noemen als je vindt dat het vorstenhuis moet blijven bestaan? Kan je opkomen voor het zelfbeschikkingsrecht van andere volkeren en zelf genoegen nemen met een halfslachtige oplossing? Heeft het anderzijds nog wel zin om ‘zelfstandig’ te worden als we straks toch allemaal Europeanen worden? Willen wij wel in een staat leven waar de bange blanke man de lakens uitdeelt, economisch liberaal, sociaal egoïstisch en onverdraagzaam?

Het einde van België zou alvast één groot voordeel hebben: ook het Vlaams Belang zou verdwijnen. Volgens de beginselverklaring is ‘het einddoel (van de partij) de ontbinding van de Belgische staatsstructuur en de stichting van een onafhankelijke Vlaamse staat.’ Voilà, ze zeggen het zelf. Als Vlaanderen onafhankelijk wordt, heeft Vlaams Belang geen doel meer. En kunnen wij weer over naar de orde van de dag, in een gezond politiek landschap. Herinner u ook wat er gebeurd is met de Volksunie nadat ze haar einddoel had bereikt, de staatshervorming. Uiteengevallen in een conservatief (NV.A) en een progressief (Spirit) blok(je). Waarom zou een partij nog blijven bestaan als het belangrijkste programmapunt verwezenlijkt is?

Maar voor hetzelfde geld leven we straks in een Vlaams Belang-staat, en dat risico kunnen we best helemaal proberen te vermijden. Gelukkig kunnen we in het slechtste geval nog altijd verhuizen naar Wallonië. (Karel Michiels)

    







© Vivat.be 2020