Arno: 'Ik ben geen acteur.'

Zanger Arno, geridderd in Frankrijk, speelt de hoofdrol in een nieuwe Belgische film, 'Komma'. Hoewel hij zichzelf geen acteur vindt.

 

 


 

Een man wordt wakker in een lijkzak. Hij bevrijdt zichzelf, overmeestert een nachtwaker en pikt en passant de papieren mee van een andere dode. Vanaf nu is hij Lars Eriksson, een Zweedse zakenman op doorreis in Brussel. Hij boekt een kamer in het Sheraton-hotel en gaat uitgebreid dineren. De morsige man uit de beginscène wordt een deftige oudere heer in maatpak.
In de vale winkelgalerijen aan het Noordstation helpt Eriksson een lichtjes verdwaasde vrouw overeind, een getraumatiseerde kunstenares zo zal later blijken. Ze gaan samen dansen en de man verzint ook voor haar een nieuw levensverhaal. De twee loners belanden uiteindelijk in Beieren, aan de voet van het sprookjeskasteel Neuschwanstein, waar de dreiging die de hele film doordringt eindelijk opgehelderd wordt. De gitzwarte humor van de slotscène benadrukt het oer-Belgische karakter van de film, voor zover het hoofdpersonage daar nog twijfel over had laten bestaan. Niet dat Arno zichzelf zou spelen als typische Belg maar zijn rol in

‘Komma’
is wel heel herkenbaar. Drie- en zelfs viertalig (als je zijn Oostendse dialect meerekent), bezoeken aan stripclubs en Chinese restaurants, en tussendoor toch iemand uit de nood helpen, zij het op je eigen voorwaarden. Zo is het leven voor een heleboel landgenoten.


Ik begrijp dat sommige filmrecensenten deze film maar niks vinden maar mij heeft ‘Komma’ tot de laatste minuut geboeid. Een beetje arty farty misschien, met heel veel vaak confronterende close-ups, maar het verdriet van België laat zich nu eenmaal niet vatten in vrolijke familietaferelen, zeker niet als er tranen vloeien in de hoofdstad, waar zoveel mensen op zichzelf zijn aangewezen.

Arno
acteert met het naturel van een pro ook al is hij zelf de eerste om toe te geven dat het hem aan het nodige vakmanschap ontbreekt om écht te imponeren.


“Ik ben geen acteur,” zegt hij in een Brusselse hotellobby op een paar minuten lopen van zijn woonst.

Arno
is gisteren teruggekeerd uit Griekenland, zijn favoriete vakantieland, heeft om dat te vieren meteen het nachtje doorgedaan en zit nu toch opvallend fris en vrolijk te praten. Een verzopen kapsel als altijd, zware wallen onder de ogen maar geenszins versuft. “Hebben ze gezegd dat ik alleen over de film wil praten? Niks van aantrekken, jong. Ik ben die film al vergeten. Twee jaar geleden opgenomen – wat wil je?”
Als ik me niet vergis, is dit je vijfde film als acteur. Wat doet je beslissen om een bepaalde rol aan te nemen?
Arno:
“Geld.” (Vette lach)
Maar dit scenario lijkt je toch op het lijf geschreven?
Arno: “Vind ik niet. Ik wilde die film eerst zelfs niet doen. Maar ik vind het op zich wel een heel ontspannende bezigheid, omdat ik moet werken voor iemand anders. Ik maak al bijna veertig jaar muziek voor mezelf. Ik ben mijn eigen baas. Ik heb zelfs nog nooit écht moeten werken, of zo voel ik het toch aan. Enfin, acteren is een goede therapie voor mij. Werken in opdracht van iemand anders doet me goed, af en toe toch. Ik leer altijd iets bij op de set. Ga dan in de McDonald’s werken, zou je kunnen zeggen, maar daar heb ik nu ook weer geen zin in.”
“Weet je wat ik voor deze film moest leren? Nièt lopen als Arno. Dat is wat Martine (Doyen, de regisseur van Komma) me vroeg. Ik vond dat heel tof om te doen. Sommige regisseurs willen dat ik mijn eigen speel maar dàt is pas lastig. Het moeilijkste wat er is. “Speelt uw eigen,” zeggen ze dan. “Ja maar, ik bèn mijn eigen.” “Nee, dat bedoel ik niet. Uw éigen!” In geen van de zes films waarin ik gespeeld heb – ik werk momenteel ook mee aan een nieuwe Franse film – heb ik mezelf gespeeld.”
Dus dan ben je toch aan het acteren?
Arno:
“Dat weet ik niet. Wat is dat, een acteur? Ik doe gewoon wat die mensen vragen. Ben ik dan aan het acteren? In het theater zou ik zoiets niet kunnen.”
Heb je veel takes nodig om een scène in te blikken?
Arno:
“Nee. Maar vraag me niet hoe dat komt. Ik heb ooit een film gemaakt met Jan Decleir, Camping Cosmos van Jan Bucquoy. Wij speelden twee homoseksuelen. Jan heeft me daar een tong gekust, jong! Fock! Ik kon niet meer ademen. Die vette tong in mijn keelgat. Shit, man! “Okay,” zei Jan Bucquoy. Het stond erop. Terwijl die scène wel tien minuten geduurd had. In één keer goed. Het kan natuurlijk ook zijn dat de regisseurs waar ik mee samenwerk met een klein budget moeten werken…” (Nog vettere lach, overgaand in een hoestbui)
Door de vele close-ups in Komma toon je jezelf in al je lelijkheid, vooral in de beginscène. Vraag je je wel eens af hoe je overkomt op het grote scherm?
Arno: “Nee. Daar is het nu te laat voor. Ik maak me al lang geen illusies meer over mijn lichaam. I’m too young to die but too old to fly.”
Heb jij jezelf eigenlijk ooit een mooie jongen gevonden?
Arno: “Nee. Uit een koe kan je geen champagne tappen. In het leven moet je je kunnen verzoenen met de realiteit. Take it or leave it.”

Met dank aan P-Magazine
 

Komma 
      

      









© Vivat.be 2020