De strafste voetbalquotes
Topvoetballers durven tijdens hun carrière zelden of nooit de waarheid vertellen, toch niet over zaken die het daglicht schuwen of mensen die hen onheus behandelen. Het zijn niet toevallig de sterke persoonlijkheden onder de voetballers die een kat wèl een kat durven noemen en in hun biografie een tipje van de sluier lichten die de ware aard van hun sport nog al te vaak bedekt. Hoewel ze niet allemaal even goed kunnen schrijven.
Wilfried Van Moer: “Eddy Wauters maakte me razend.”
Eddy Wauters was amper voorzitter van Antwerp, of hij zat al op de kap van zijn jeugdige sterspeler Wilfried Van Moer, omdat die een transfer versierd had naar Standard. Toevallig degradeerde Antwerp dat seizoen (1967-1968) ook voor het eerst in de geschiedenis naar tweede klasse. Voor hij de Bosuil verliet, werd Van Moer door het bestuur ‘verhoord’ omdat hij niet genoeg inzet zou betoond hebben. Terwijl wij ons Wilfried Van Moer toch precies herinneren als een speler die zich iedere wedstrijd weer volledig binnenstebuiten draaide voor de ploeg.
“Toen ik al bij Standard was, verklaarde voorzitter Eddy Wauters dat ik Antwerp had laten zakken om gemakkelijker mijn transfer te krijgen. Die verdachtmaking heeft me geruime tijd razend gemaakt, vooral als ik bedenk welke gouden zaak Antwerp van mijn transfer gemaakt heeft.”
(8 – Wilfried Van Moer, Charles Baete & Vic Vermeir, De Schorpioen 1972)
Harald Schumacher: “In de Bundesliga wordt al lang doping gebruikt”
De roemruchte Duitse doelman Toni Schumacher was in 1987 de allereerste topvoetballer die openlijk over doping praatte. Ook over seks trouwens: Schumacher suggereerde in zijn boek dat de toenmalige bondsarts van de Mannschaft Egidius Braun zowel de meisjes regelde (‘liefdesdienaressen’) als een penicilline-injectie achteraf, om druipers en andere seksueel overdraagbare ongemakken te voorkomen. Maar het waren de onthullingen over dopinggebruik die de goegemeente het meest schokten.
“Keulen, herfst 1984. Het bestuur had het weer eens over een ‘beslissende wedstrijd’. Het ging om het voortbestaan van de club, kregen we te horen. Een paar spelers, waaronder ikzelf, probeerden die troep uit – we slikten hoestdrankjes met de hoogste doses efedrine. Mijn opgepepte collega’s vlogen als duivels over het veld. We hebben gewonnen, maar in welke toestand. … Mijn Keulse vrienden en ik zijn absoluut niet de enigen die de verleiding om doping gebruiken niet hebben kunnen weerstaan. In de Bundesliga kent doping een lange traditie. Met mijn kleine Renault 5 heb ik als nieuweling vaak een half dozijn van onze beste spelers naar een arts gebracht. Bij hem haalden ze, voor belangrijke wedstrijden, hun pillen en injecties. Enkelen onder hen waren volledig afhankelijk van die speciale pillen. … Sommige internationals waren onvervalste wereldkampioenen in dopingebruik. Onder hen een Münchense speler die bekend stond als ‘wandelende apotheek.’“
(Aftrap - Onthullingen over voetbalschandalen, Toni Schumacher, 1987 Centerboek)
Juan Lozano: “Vanden Stock verzon drogredenen om van me af te geraken.”
Anderhalf jaar nadat Waregem-speler Yvan Desloover hem een doodsschop gaf, ‘gunt’ Anderlecht Juan Lozano een vrije transfer naar tweedeklasser Eendracht Aalst. Waar dus niemand geld aan verdient, en dat zint Lozano eigenlijk niet. Zijn contract is trouwens nog niet afgelopen maar om duistere reden mag hij zelfs geen reservewedstrijdje spelen, ook al lijkt zijn dubbele beenbreuk intussen volledig hersteld te zijn.
“Anderlecht zou niet verzekerd zijn. Een drogreden dunkt mij. Vanden Stock heeft gewoon een plannetje in zijn hoofd en dat heeft mij ook persoonlijk verklaard: ‘De ploeg die jou wil hebben,’ zei hij, ‘moet je zo een contract aanbieden. Is er binnen een maand geen interesse, dan praten we opnieuw en krijg je een contract voor zes maanden, tegen een minimumsalaris natuurlijk.’ De zoveelste geste dus, maar daar heb ik mijn buik van vol. Binnenkort moet ik hier smekend op mijn knieën binnenkomen. Dan ga ik liever in tweede klasse spelen.”
(El Matador – Leven en lijden van Juan Lozano, Karel Michiels, Grafikon 1989)
Diego Maradona: “De baas van de FIFA is een grote domkop.”
De grootste voetballer aller tijden (en hierover wordt niet gecorrespondeerd) wijdt in z’n biografie een heel hoofdstuk aan zijn vijanden. Daar zit de paus tussen (‘heeft een totaal gebrek aan respect voor mij’), zijn Argentijnse ploegmaats Daniel Passarella (‘De klootzak!’) en Ramon Diaz (‘de ezel’), maar ook de grote voetbalbonzen van de jaren ’80 en ’90, de huidige FIFA-baas Sepp Blatter en vooral diens voorganger Joao Havelange. Met onze excuses voor de onsamenhangende zinsbouw. Een goede ghostwriter kon er blijkbaar niet meer af.
“Vanaf het begin liep onze relatie stroef, en ze verslechterde verder in Mexico (1986), toen de hoge pieten gerieflijk in hun boxen met airconditioning zaten of werden afgekoeld door de waaiers die de zwarte jongens moesten wapperen, terwijl wij gedwongen werden om te spelen in de hitte van de middag. … En wat Havelange, de grote domkop, toen niet kon snappen, en nu nog steeds niet, is dat ik zijn goede handel met de televisie niet wilde dwarsbomen. …En het volgende wil ik erbij zeggen: iedereen weet alles over mij. Ik heb zelfs het ergste toegegeven wat mij in mijn leven overkomen is, mijn cocaïneverslaving. Maar wat weten wij van Havelange? Wat weten wij van zijn leven? Het enige wat ik van hem weet, is dat hij eigenaar is van een buslijn met de naam…Cometa! Frappant toch, want het betekent letterlijk ‘komeet’, maar ‘cometa’ betekent in Argentinië ook smeergeld. … Havelange was in mijn voetbalcarrière de vleesgeworden onrechtvaardigheid. Maar één gedachte stelt mij gerust: hoeveel mensen zullen zich straks Havelange herinneren en hoeveel mensen El Diego?”
(Ik ben El Diego – God van het voetbal, Diego Maradona, Bruna 2001)
“Louis Van Gaal speelde zielige spelletjes”
Toen Louis Van Gaal Clarence Seedorf in 1993 op 16-jarige leeftijd in de eerste ploeg van Ajax dropte, koesterde de Surinaamse speler nog een mateloze bewondering voor zijn trainer. Amper een jaar later kon hij zijn bloed wel drinken. Ook dat van aanvoerder Danny Blind overigens, volgens Seedorf “vier handen op één buik met Van Gaal.”
“Ik wist: de man die ik had leren kennen als een man van zijn woord, bleek dat helemaal niet te zijn. Toen ik veertien was, keek ik naar Van Gaal op. Hij was de grote man van de jeugdopleiding, later werd hij coach van het A-elftal; dat maakt indruk. Vergelijk het met je schooltijd en het klikt met een bepaalde meester, iemand die eerlijk en stimulerend is. Als zo iemand later, als hij eenmaal hoofd van de school is, heel anders in elkaar blijkt te zitten, dan kijk je daar vreemd van op. Zo ging het met mijn gevoel voor Van Gaal ook toen ik doorkreeg hoe hij zich als hoofdtrainer ging gedragen. Zwaar teleurstellend was dat. De vage verhalen waarmee hij kwam als-ie me op de bank zette, het om de hete brij heen draaien om andere spelers tevreden te houden. Kortom, zielige spelletjes spelen. Daar heb ik een hekel aan.”
(Clarence Seedorf – De biografie, Simon Zwartkruis, Houtekiet 2004)
“Georges Leekens heeft mij verraden”
Gilles De Bilde vertelt hoe Georges Leekens hem in 1997 terug naar de nationale ploeg wilde halen.
“Ik zei hem dat hij het geval-Porte (De Bilde had Aalst-speler Krist Porte tijdens een wedstrijd op Anderlecht een slag in het gezicht gegeven, red.) misschien vergeten was, maar ik niet. Ik was op mijn gemak bij PSV. Ze schermden me goed af. Als ik naar de nationale ploeg terugkeerde, zou de heksenjacht van voren af aan beginnen. Nee, beloofde Leekens, dat zou niet gebeuren. Hij zou er persoonlijk voor zorgen dat ik niet werd lastiggevallen. ’Als je niet met de pers wil praten, dan zie ik erop toe dat dit niet hoeft. Precies zoals bij PSV’, zei hij.
Uiteindelijk gaf ik mijn akkoord. Om de eer om voor België te kunnen spelen, om Rode Duivel te kunnen zijn, om aan het WK te kunnen deelnemen. Ik stelde de uitdrukkelijke voorwaarde dat ik niet met de pers hoefde te praten. Daar kon Leekens zich in vinden. ’Maar let op’, zei hij. ’Je weet hoe ze je zullen behandelen als je niet met hen wil praten.’
Leekens is geen man van zijn woord. Zijn beloftes zijn waardeloos. Toen we op afzondering waren in de voorbereiding van de eerste oefenmatch, zei hij plots tegen mij: ’Gilles, we gaan een persconferentie organiseren.’ ’Nee, Georges’, zei ik. ’Je kent mijn voorwaarde. Je hebt het beloofd.’
’Kom kom, Gilles’, lachte hij, en hij sloeg me hard op de schouder om te tonen hoe hartelijk en vaderlijk hij was. ’Iedereen gelijk voor de wet. De andere spelers praten ook met journalisten. Je weet hoe de pers is. Als je hen negeert, breken ze je af. En dat straalt af op de hele nationale ploeg.’
Toen heeft Georges Leekens me min of meer gedwongen om aan die persconferentie mee te doen, iets waar ik zwaar tegenop zag en wat me ook zuur opgebroken is. Want hoewel de journalisten enkel vragen zouden stellen over het voetbal, begonnen ze natuurlijk onmiddellijk over Porte. Daar werd ik razend van. Kunnen ze dan niet begrijpen dat een mens rust wil? Maandenlang heb ik met dat voorval geworsteld, ik ben België ontvlucht, ik heb geen enkele krant gelezen, geen enkel interview toegestaan, alleen maar om mijn leven weer op orde te krijgen, om weer de Gilles te worden die ik voordien was. Veel journalisten begrijpen dat niet.
Ik was woest op Leekens omdat hij me tot die persconferentie had gedwongen. Ik voelde me verraden. Hij wilde er alleen maar zelf beter van worden. Hij wilde zich profileren als de man die Gilles De Bilde weer met zijn land verzoend had. Ik heb hem in niet mis te verstane bewoordingen gezegd dat ik vanaf nu wist wat zijn belofte waard was en dat ik hem nooit meer kon vertrouwen, niet als trainer, en niet als mens.
De volgende wedstrijd - we zouden tegen Ierland spelen - was er afgesproken dat ik samen met Luc Nilis in de spits zou lopen. Ik had de vorige wedstrijd zeer degelijk gespeeld. Ik was fit en ik had er zin in. Ik speelde bovendien al lang samen met Luc in de spits van PSV, we waren een goed op elkaar ingespeelde tandem. Plots kwam Leekens naar mij en zei: ’Ik ga Goossens laten spelen. Jij begint op de bank.’ Meer uitleg kreeg ik niet.
Daar was ik zo door gekwetst dat ik me heb omgedraaid en ben weggelopen. Eerst deed hij al die moeite om me weer naar België te halen, hij liet me die vreselijke persconferentie doorstaan, enkel om me na één wedstrijd op de bank te zetten! Alles viel op zijn plaats. Leekens had me helemaal niet gevraagd voor mijn voetbaltalent, of om België weer te verzoenen met Gilles De Bilde. Hij had me gevraagd om zelf te scoren. Hij wilde bij de pers in een goed blaadje staan als de man die mij weer had doen praten met de media.”
(Gilles. Mijn verhaal – Gilles De Bilde & Frank Raes (Van Halewijck 2004)