Het grote blauw van Amorgos

Het Griekse eiland Amorgos is klein maar fijn. Een vijftal dorpjes, een tiental stranden, en één magnifieke bezienswaardigheid: het klooster van Hozoviotissis, rechtop uitgehouwen in de extreem steile noordelijke rotswand van het eiland. Het zijn beelden die ook in de film The Big Blue zitten, Amorgos' grote claim to fame.


Iedere avond wordt de film vertoond, op het terras van een kleine taverna aan de waterkant in Katapola. Meer dan tien, vijftien mensen zitten er meestal niet te kijken maar dat tikt na al die jaren natuurlijk wel aardig aan. En het is uiteindelijk ook de ideale locatie, zo vlakbij de plaatsen waar de lange openingsscène werd opgenomen.

Alleen jammer dat het grote blauw uit de titel net in dat stuk van de film niet uit verf komt. De flashback speelt zich af in zwartwit. Goed voor het smetteloze wit van de typisch Cycladische huisjes maar waar is het onmetelijke blauw van de omringende wateren? De vele tinten blauw ook, op ieder moment van de dag verschillend. Eén lichte wolk kan het hele kleurenpalet veranderen.

Je kunt er niet naast kijken op Amorgos, amper 30 kilometer lang en een paar kilometer breed. En zeker niet in Katapola, het gezellige dorpje aan de zuidwestkust. Zowat alle logies (b&b, pensions en hotelletjes), situeren er zich langs de waterkant en veel kamers hebben uitzicht op zee, in het bijzonder op de prachtige baai en het haventje. Twee, hooguit drie keer per dag meert daar een boot aan, met als vlaggenschepen de immense ferries van Blue Star, onderweg tussen Pireaus, Kreta, Santorini en tal van Cycladeneilanden.

De lekkerste vis

Veel meer valt er eigenlijk niet beleven in Katapola, naast de gebruikelijke restaurantjes, cafés en winkeltjes. Als je wil, kun je twee weken lang ergens anders gaan eten maar dat is naar Griekse toeristische normen een zeer bescheiden aanbod. De lekkerste verse vis werd ons geserveerd aan de nog rustiger oostkant van de baai, tegenover het centrum van het dorp, waar een oud moedertje ons verwelkomde en bediende als waren we oude vrienden.

Zo hebben we Griekenland in de jaren '70 en '80 leren kennen, zo is het land hier al die tijd gebleven. Hoewel we net zo graag een ijsje gingen eten in het aanpalende café Kasbah. '36 smaken!' stond er de eerste dag op het bord. Een week later waren dat er nog maar 24, wat de keuze natuurlijk wel iets makkelijker maakte.

Wij houden van Titika

Het was ook aan die bezadigde oostkant van Katapola dat we een onderkomen hadden gevonden.

Pension Titika
heeft een tiental kamers, stuk voor stuk charmant ingericht, met alle voorzieningen (badkamer, tv, airco), en een lommerijk terras waar het ontbijt wordt opgediend. Het Duitse reisbureau Attica heeft intussen de weg gevonden naar dit sfeervolle pension maar het zijn rustige mensen die naar Amorgos komen. Om te clubben moet je naar andere eilanden, rond tien uur is iedereen op de kamer. Van de buren hebben we geen moment last gehad.

De mooiste bonus van het pension is Titika zelf, de lieve uitbaatster, een jonge moeder die de hele dag in de weer is om het haar gasten naar de zin te maken. Ook de onmiddellijke nabijheid van drie (buiten het seizoen bijna verlaten) stranden, aan de overkant van de straat, voorbij het kleine kerkhof, en over de rotsen in de volgende baai is voor veel gasten een absoluut pluspunt.

Archetypisch Grieks

We huren een auto om het eiland te verkennen. Eén dag moet volstaan, er zijn hooguit drie wegen. We rijden naar Aegiali, het havenstadje aan de noordkant waar we zijn gearriveerd met de Blue Star Naxos, die afwisselend stopt in Katapola en Aegiali. Meestal 's nachts of 's morgens vroeg, dus hou vertrekplaats en eindbestemming goed in de gaten.

Aegiali bevalt ons minder dan Katapola. Een beetje kunstmatig lijkt het wel, op maat gesneden van de toeristen. De huizen zijn net iets te netjes, de straten te afgeborsteld. Mooi strand wel maar allerminst afgelegen, in het gezicht van zowat alle bars en cafés.

We stijgen weg van de kust, naar Langada. Veel groen hier, prachtige vergezichten, en een bergdorpje dat ons aangenaam verrast. Smalle steegjes, geen auto's, nauwelijks mensen, een archetypisch Grieks stilleven, zo ergens rond een uur of twee in de namiddag.

Middenin het dorpje stoten we op Taverna Nikos. Het ruikt er heerlijk en het terras, in de schaduw van druivenranken, bougainvillea en wisteria, kijkt uit over de baai van Aegiali en het eilandje Nikouria. De muur is smaakvol opgesmukt met eenvoudige maar zeer gepaste, natuurlijke objecten en gebruiksvoorwerpen. De Grieken hebben de laatste jaren een heel bekoorlijke, authentieke stijl gevonden, zeker op de druk bezochte Cycladeneilanden, minder slordig, minder nonchalant, en duidelijk beïnvloed door de ideeën van artistieke bezoekers en migranten. Haast in elk dorp kom je wel een paar Duitse, Franse of Engelse dames tegen (zelden heren) die hier een nieuw leven zijn begonnen, of de zomermaanden doorbrengen. Samen met de Grieken, zonder twijfel gestimuleerd door het ministerie van toerisme, hebben zij het blauw weer glans gegeven, laten ze het wit nog feller schitteren, en geven ze de omgeving een onmiskenbare vrouwelijke toets. Zeker als je er de katten nog bijrekent, die ook op Amorgos deel schijnen uit te maken van de toeristische infrastructuur, zo ongedwongen komen ze opdagen, zo lief bedelen ze om etensresten, zo rustig en voldaan sluipen ze weer weg.

Wandelschoenen

We eten een stoofschotel met geit. Veel look, en o zo lekker. In een brochure lezen we dat alle producten van biologische oorsprong zijn en uit de eigen streek komen. De vrouw die ons bedient straalt rust en tevredenheid uit. Heerlijk tafelen hier.

Nikos blijkt ook een hotelletje te hebben, Pagali. Zouden we hier willen logeren? Ach, Amorgos is te klein om te verhuizen. Je bent overal zo geweest, met de auto, met de bus, of gewoon te voet. Veel mensen komen trouwens naar hier om te wandelen, over de goed aangeduide paden en wegen, langs de kusten en over de bergen. Dàt deden wij dus vroeger nooit in Griekenland, hiken. Wie nam er nu wandelschoenen mee naar een Grieks eiland? Wij nog altijd niet maar het spreekt ons wel aan, dat wandelen zonder beperking van het gezichtsveld, tegelijk onmetelijk wijds en toch perfect overzichtelijk, omgeven door intense geuren en kleuren.

Er ligt nog een dorpje in de bergen boven Aegiali. Tholaria lijkt wel uitgestorven, ware het niet dat alles weer zo vlekkeloos wit was geschilderd en de huizen allemaal perfect verzorgd zouden zijn. Er staat een strakke wind, het gaat in de smalle straatjes steil bergop, maar opnieuw maken de vergezichten iedere druppel zweet de moeite waard. We beginnen erin te komen.


Nudisme (niet) verboden

In de vooravond rijden we via Hora, de centraal gelegen hoofdplaats van het eiland, naar de zuidkust. Links moet het befaamde klooster liggen maar dat zie je vanaf de weg nog niet. En vandaag zijn we op zoek naar een mooi strandje, afgelegen liefst, ons eerste echte rustpunt sinds we thuis vertrokken zijn. Een toeristische map gewaagt van tien mooie stranden op Amorgos, met foto, maar daarvoor is het dan ook een toeristische map.

Het bekende Sint-Anna Beach (niet alleen in Antwerpen dus) wordt naar onze zin alvast te druk bezocht. En is het wel eerbiedig om al dat naakte vlees zomaar tentoon te spreiden, in de schaduw van Moni Hozoviotissis?

Een prachtige kustweg voert ons naar Mouron Beach, in het seizoen zonder twijfel redelijk druk (grote parking en dito taverna) maar nu nagenoeg leeg. Een tiental mensen, waarvan de meeste naakt. Het is al lang geen taboe meer in Griekenland, hoewel hier en daar nog bordjes staan die 'nudisme' verbieden. Maar ook daar gaan de zwembroeken vlotjes uit.

De eerste zwempartij van onze reis: het is altijd een prettige ervaring, zeker in dit decor, bij een langzaam ondergaande maar nog altijd lekker warmende zon.

Naar het klooster

De volgende dag keren we met de bus terug naar Hora (amper tien minuten), om vandaar de 300 in de rotsen uitgehouwen trappen naar het klooster op te zoeken. Het is een korte, stevige klim waarvoor we eerst beloond worden met een indrukwekkend vergezicht over de zee, en dan plots, uit het niets, verscholen achter een rots, de aanblik van het klooster, smal, rechtop tegen de rotswand, nagelwit, met hier en daar een venstertje. Het is een wonderlijk gebouw. Wie heeft ooit besloten om hier een klooster uit de wand te hakken, zo afgelegen en moeilijk bereikbaar, zo angstaanjagend smal en toch geheel onkwetsbaar?

Plots wordt de stilte (zelfs de zee, honderden meters bijna loodrecht naar beneden, houdt zich gedeisd) bruusk verstoord door een lompe mannenstem. We zien twee mannetjes tegen de muur van het klooster hangen, beveiligd met een enkel touw. Ze rollen witte verf uit over de muren, zoals vele Grieken dat ieder jaar opnieuw doen, zeker in de Cycladen. Wie hier witte verf aan de man brengt, is binnen.

Vrouwen met broeken

Boven aangekomen maken we eerst kennis met de katten. De deur, maar een klein beetje smaller dan het kloostergebouw zelf, staat open en we gaan naar binnen. Halverwege de donkere trap staat in een grote nis een modelvaartuig. Het is een oorlogsschip, perfect nagebouwd. De Grieke orthodoxe kerk heeft altijd al wat megalomane trekjes gehad, en het leger wordt uiteraard aangevoerd door God, maar dit staat ons niet aan.

 

 

Een man steekt zijn hoofd om de hoek van de tweede trap, die de bezoekers verder naar boven brengt. 'No trousers,' zegt hij. Vrouwen mogen hier geen broek dragen. We maken meteen rechtsomkeer. Idioten, met hun kledingsvoorschriften. Een paar honderd meter liggen de vrouwen wulps en naakt te pronken, op Sint-Anna. Als die twee monniken zich laten afleiden door een vrouw met een broek, zijn ze dit klooster niet waardig. En dat geldt ook voor de vele vrouwelijke bezoekers die voor ze het klooster betreden heel hypocriet een jurk of een rok aantrekken. Dat heeft de gids hen natuurlijk gezegd, en tijdens een groepsreis protesteer je niet. Thuis verontwaardigd feministisch reageren op de hoofddoek van de moslima's en de vrouwonvriendelijke uitspraken van de imams, maar hier wel zelf in het stof kruipen voor een Grieks-orthodoxe priester.

Het wandelpad loopt verder op de flanken van het kale gebergte. Van hieruit ben je in drie, vier uur in Aegalis.

Wij keren op onze stappen terug en na een nijdige klim komen we weer in Hora. Een zalig dorpje is het, een draaierig labyrinth van witgrijze straatjes met vele prachtige oude deuren en overal bloemen, in potten, langs de muren, op daken en terrassen. Sommige bougainvilea's verhullen met hun paarse pracht hele huizen. Op een simpel terras eten we Griekse sla en souvlaki. De gefrustreerde priesters zijn alweer vergeten.

Regen in Griekenland

We besluiten om te voet terug te keren naar Katapoli, een vijftal kilometer afdalen. De gemarkeerde wandelweg vinden we niet dus bunkeren we maar gewoon naar beneden, door stekelige bosjes en struiken, over stokoude muurtjes en roestige hekjes. We volgen de keutels van ezels en geiten, die moeten vast de weg weten.

Bij aankomst in Katapoli begint het zacht regenen. Dit moet een van die gemiddeld twee regendagen zijn in september. Maar de regen houdt aan, wordt harder, wordt stortregen en houdt nog uren aan. Goed voor het groen op het eiland maar de Grieken kijken hun ogen uit.

Dit is echt wel uitzonderlijk,” zegt Tony, de man van Titika. Dat heb je op een uitzonderlijk eiland als Amorgos. (Karel Michiels)

Pension Titika

 

 

 

 









© Vivat.be 2020