Wie was Zarathustra?

De naam Zarathustra doet bij de meeste mensen alleen maar een muzikaal (Richard Strauss/Space Odysee 2001) of filosofisch (Friedrich Nietschze)belletje rinkelen. Terwijl de man ook de vader was van de drie grote godsdiensten.



 

In de 17de eeuw voor Christus introduceerde Zarathustra een spiritueel concept dat, voor het eerst in de geschreven geschiedenis, één enkele God cultiveerde. Tegelijk maakte hij gewag van een soort hemel en hel voor wie respectievelijk goed en kwaad deed. Het goede definieerde hij als een progressieve mentaliteit, het kwade als een regressieve mentaliteit. Een zinvol leven, zo predikte Zarathustra, bestond uit een vernieuwende ingesteldheid met het oog op het perfectioneren van de wereld. Persoonlijk geluk was volgens hem een bijproduct dat je automatisch overkomt als je je leven in het teken van het geluk van de anderen stelt. Zarathustra beschouwde de mens als een medewerker en zelfs een ‘medeschepper’ van God. De individuele keuzemogelijkheid tussen goed en kwaad was een essentieel onderdeel van de schepping. Kwaad is dus noodzakelijk.
Met zijn revolutionaire gedachtegoed ondervond Zarathustra in het begin oppositie van de plaatselijke priesters en prinsen in het Noord-Oosten van het huidige Iran. Uiteindelijk werd hij als inwijkeling aanvaard in het koninkrijk van Vishtaspa, waar de koning en de hogepriesters zijn leer in praktijk brachten. Dit betekende zijn doorbraak. Het monotheïsme werd officieel. Ook vandaag nog hanteren een aantal kleinere godsdiensten Zarathustra’s oorspronkelijke leer.

Op hun beurt namen de rondtrekkende joodse handelsstammen het monotheistische idee van één enkele God op in hun geschriften, die we nu het oude testament noemen. We zitten dan al in de zevende eeuw voor Christus, duizend jaar nadat Zarathustra’s leer geschreven werd. Zo nam het monotheïsme het Arabische subcontinent en omstreken over. Het werd later via het christendom en de Islam doorheen de westerse wereld verspreid.

In het Oosten daarentegen is men eerder blijven vasthouden aan de individuele bestemming en relatie met de kosmos. De Hindoes organiseerden de samenleving op een meer fatalistische grondslag. Reïncarnatie is er niet alleen een middeltje tegen de doodsangst. Het cultiveert ook wederzijds respect en maakt de maatschappelijke organisatie aanvaardbaar. In een kastensysteem geven de Hindoes de mensen zin aan hun leven en oefenen ze maatschappelijke controle uit.
Het Boeddhisme is meer egalitair, gericht op gelijkheid. Het is een rechtstreeks uitvloeisel van het Hindoeïsme. Het maakt komaf met onvrede door de individuele ambities te kortwieken in de naam van ‘onthechting’. Het betracht vrede door maximale tolerantie en compassie. In de praktijk blijken boeddhistische volkeren net om die reden erg dictatuurgevoelig te zijn. Of hoe een grote kracht in een nog grotere zwakte uitmondt. (Jeff Hoeyberghs)









© Vivat.be 2020